Blinde Petronella & moedige Jan

Sabine, Karlijn, hun vader Klaas en alle andere hoofdpersonages in Opstand zijn verzonnen; zo had ik als schrijver de vrijheid om ruim te bewegen binnen de afgebakende kaders van de geschiedenis.

Maar ik vind het altijd leuk om toch enkele historische personen in mijn boek te verwerken. In Véronique waren dat Aletta en Charlotte Jacobs.

In Opstand hebben de Utrechtse schrijfster Petronella Moens en de ‘held des vaderlands’ Jan-Carel van Speijk een kleine maar niet onbelangrijke rol gekregen.

 

Petronella Moens

Moens werd geboren in Friesland in 1762, ze overleed te Utrecht in 1843. Wanneer zij in 1829 in mijn verhaal opduikt, is ze dus al bijna zeventig jaar. In die tijd een heel hoge leeftijd en een alleenstaande vrouw zou je destijds achter de geraniums verwachten. Maar dat was niets voor Petronella.

Toen ze nog heel klein was, sloeg het noodlot toe: Petronella kreeg kinderpokken en verloor grotendeels haar zicht. Ze was zo goed als blind (het getoonde portret komt uit de collectie van Het Utrechts Archief).

Maar Petronella Moens liet zich niet ontmoedigen door die handicap en werd schrijfster van een groot oeuvre. Ze schreef romans voor kinderen en voor volwassenen, toneelstukken en gedichten maar ook politieke pamfletten. Ze maakte zich sterk voor vrouwenrechten en tegen de slavernij.

Haar hele werkzame leven had ze hulp van andere vrouwen bij het schrijven: eerst dicteerde ze aan haar vriendinnen, later had ze een secretaresse. Ten tijde van Opstand was dat Antonia Camphuis.

 

Petronella Moens was in veel opzichten bijzonder en trok zich niets aan van wat anderen over haar dachten. Ze leefde een periode samen in één huis met predikant Bernardus Bosch met wie ze politieke ideeën en schrijfwerk deelde, en misschien nog wel meer. Het ongetrouwd samenleven moet in die tijd beslist geruchtmakend zijn geweest.

 

Petronella was niet welvarend maar rijk van geest. Met haar daadkracht en uitgesproken meningen weet ze de personages in Opstand te irriteren (Karlijn) en te inspireren.

 

Luitenant Jan-Carel van Speijk

Van Speijk (31 januari 1802 – 5 februari 1831) groeide op in het burgerweeshuis in Amsterdam. Hij werd opgeleid voor het vak van kleermaker maar koos voor de zee. In dienst van de Koninklijke Marine voer hij in de jaren 1820 met enkele expedities naar Nederlands-Indië.

 

Tijdens de opstand van de Zuidelijke Nederlanden was hij kapitein van kanonneerboot 2, waarmee hij de Schelde bevoer en scheepsladingen controleerde alvorens die de haven van Antwerpen binnen mochten varen. Alle lading die de opstandelingen zouden kunnen gebruiken voor hun strijd was verboden goed en werd ingenomen door de marine.

Op 27 oktober 1830 werd de boot van Van Speijk door opstandelingen op de kade bekogeld (met stenen) en hij opende het vuur op hen. Andere kanonneerboten op de rivier volgden dat voorbeeld, en ook vanuit de versterking waar het Noord-Nederlandse leger zat, werd het vuur op Antwerpen geopend. De stad werd urenlang beschoten en de ravage en paniek (en het aantal slachtoffers) waren enorm. Van Speijk werd voor zijn dapperheid onderscheiden met de militaire Willems-Orde.

 

Op 5 februari 1831 voer Van Speijk weer met zijn boot over de Schelde. Het vaartuig raakte stuurloos en werd vanaf de kade van Antwerpen beklommen door Belgische opstandelingen. Terwijl zijn bemanning met de Belgen vocht, liep Van Speijk het ruim in, ontstak een kruitvat en maakte een einde aan zijn eigen leven, en aan dat van zijn bemanning en de aanwezige Belgen, door zijn kanonneerboot te laten exploderen. Saillant detail: het burgerweeshuis waar Van Speijk opgroeide, huisvest tegenwoordig het Amsterdam Museum, waar een schilderij hangt waarop te zien is hoe Van Speijk het kruitvat ontsteekt (credits: Amsterdam Museum, bruikleen van Stichting Spirit).

 

In de Noordelijke Nederlanden werd Van Speijk na zijn dood vereerd als een echte held. Zijn lichaamsresten werden bijgezet in een graf in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Er werden schilderijen gemaakt, liederen gezongen en gedichten geschreven over Van Speijks heroïsche daad.

Ook tegenwoordig wordt Van Speijks naam nog in positieve zin genoemd. In 2004 behaalde hij plaats 128 bij het televisieprogramma over de verkiezing van De grootste Nederlander. Ook bestaat er de Van Speijk Innovatie Prijs ter bevordering van innovatie in de communicatiebranche. Maar ergens op internet werd Van Speijk de eerste zelfmoordterrorist genoemd…

Was en is die bewondering terecht? Lees Opstand en oordeel zelf maar.

 

Blinde Petronella & moedige Jan

Sabine, Karlijn, hun vader Klaas en alle andere hoofdpersonages in Opstand zijn verzonnen; zo had ik als schrijver de vrijheid om ruim te bewegen binnen de afgebakende kaders van de geschiedenis.

Maar ik vind het altijd leuk om toch enkele historische personen in mijn boek te verwerken. In Véronique waren dat Aletta en Charlotte Jacobs.

In Opstand hebben de Utrechtse schrijfster Petronella Moens en de ‘held des vaderlands’ Jan-Carel van Speijk een kleine maar niet onbelangrijke rol gekregen.

 

Petronella Moens

Moens werd geboren in Friesland in 1762, ze overleed te Utrecht in 1843. Wanneer zij in 1829 in mijn verhaal opduikt, is ze dus al bijna zeventig jaar. In die tijd een heel hoge leeftijd en een alleenstaande vrouw zou je destijds achter de geraniums verwachten. Maar dat was niets voor Petronella.

Toen ze nog heel klein was, sloeg het noodlot toe: Petronella kreeg kinderpokken en verloor grotendeels haar zicht. Ze was zo goed als blind (het getoonde portret komt uit de collectie van Het Utrechts Archief).

Maar Petronella Moens liet zich niet ontmoedigen door die handicap en werd schrijfster van een groot oeuvre. Ze schreef romans voor kinderen en voor volwassenen, toneelstukken en gedichten maar ook politieke pamfletten. Ze maakte zich sterk voor vrouwenrechten en tegen de slavernij.

Haar hele werkzame leven had ze hulp van andere vrouwen bij het schrijven: eerst dicteerde ze aan haar vriendinnen, later had ze een secretaresse. Ten tijde van Opstand was dat Antonia Camphuis.

 

Petronella Moens was in veel opzichten bijzonder en trok zich niets aan van wat anderen over haar dachten. Ze leefde een periode samen in één huis met predikant Bernardus Bosch met wie ze politieke ideeën en schrijfwerk deelde, en misschien nog wel meer. Het ongetrouwd samenleven moet in die tijd beslist geruchtmakend zijn geweest.

 

Petronella was niet welvarend maar rijk van geest. Met haar daadkracht en uitgesproken meningen weet ze de personages in Opstand te irriteren (Karlijn) en te inspireren.

 

Luitenant Jan-Carel van Speijk

Van Speijk (31 januari 1802 – 5 februari 1831) groeide op in het burgerweeshuis in Amsterdam. Hij werd opgeleid voor het vak van kleermaker maar koos voor de zee. In dienst van de Koninklijke Marine voer hij in de jaren 1820 met enkele expedities naar Nederlands-Indië.

 

Tijdens de opstand van de Zuidelijke Nederlanden was hij kapitein van kanonneerboot 2, waarmee hij de Schelde bevoer en scheepsladingen controleerde alvorens die de haven van Antwerpen binnen mochten varen. Alle lading die de opstandelingen zouden kunnen gebruiken voor hun strijd was verboden goed en werd ingenomen door de marine.

Op 27 oktober 1830 werd de boot van Van Speijk door opstandelingen op de kade bekogeld (met stenen) en hij opende het vuur op hen. Andere kanonneerboten op de rivier volgden dat voorbeeld, en ook vanuit de versterking waar het Noord-Nederlandse leger zat, werd het vuur op Antwerpen geopend. De stad werd urenlang beschoten en de ravage en paniek (en het aantal slachtoffers) waren enorm. Van Speijk werd voor zijn dapperheid onderscheiden met de militaire Willems-Orde.

 

Op 5 februari 1831 voer Van Speijk weer met zijn boot over de Schelde. Het vaartuig raakte stuurloos en werd vanaf de kade van Antwerpen beklommen door Belgische opstandelingen. Terwijl zijn bemanning met de Belgen vocht, liep Van Speijk het ruim in, ontstak een kruitvat en maakte een einde aan zijn eigen leven, en aan dat van zijn bemanning en de aanwezige Belgen, door zijn kanonneerboot te laten exploderen. Saillant detail: het burgerweeshuis waar Van Speijk opgroeide, huisvest tegenwoordig het Amsterdam Museum, waar een schilderij hangt waarop te zien is hoe Van Speijk het kruitvat ontsteekt (credits: Amsterdam Museum, bruikleen van Stichting Spirit).

 

In de Noordelijke Nederlanden werd Van Speijk na zijn dood vereerd als een echte held. Zijn lichaamsresten werden bijgezet in een graf in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Er werden schilderijen gemaakt, liederen gezongen en gedichten geschreven over Van Speijks heroïsche daad.

Ook tegenwoordig wordt Van Speijks naam nog in positieve zin genoemd. In 2004 behaalde hij plaats 128 bij het televisieprogramma over de verkiezing van De grootste Nederlander. Ook bestaat er de Van Speijk Innovatie Prijs ter bevordering van innovatie in de communicatiebranche. Maar ergens op internet werd Van Speijk de eerste zelfmoordterrorist genoemd…

Was en is die bewondering terecht? Lees Opstand en oordeel zelf maar.

 

Terug naar het overzicht
Vind je het leuk om mee te kijken tijdens mijn werk en te zien wat het schrijversleven echt inhoudt? Volg me dan op social media.